Deze wandeling wordt u aangeboden door de stichting Ter Navolging Tiel.
Zij kan zowel worden gebruikt als aanvulling op de in 2019 door onze stichting uitgebrachte brochure ‘Stolperstein, de blijvende herinnering aan Joods Tiel’, als als zelfstandige leidraad om het ‘Joodse Tiel van Toen’ te ontdekken.
Ter gelegenheid van 75 jaar vrijheid worden door onze stichting in 2020 drie nieuwe producten aangeboden:
- Een uitgebreidere wandeling door het Joodse Tiel van weleer
- Een fietstocht door het Joodse Tiel van weleer en enkele omliggende, ooit tot de Joodse Gemeente Tiel behorende plaatsen (Ophemert en Varik)
- Een tocht vanuit Tiel per auto naar omliggende steden waar tekenen van eertijds bloeiende Joodse gemeente te vinden zijn (Buren, Culemborg, Ophemert en Zaltbommel)
Start van de wandeling
1. Nederlands Israëlitische (Joodse) Begraafplaats
Gestart wordt in het Metaheerhuisje (‘huisje voor de rituele reiniging’) op de Joodse begraafplaats. Daarin is een expositie ingericht met tal van historische objecten, zowel objecten die vanouds op de begraafplaats staan als objecten die een relatie hebben met het Joodse geloof. Op verschillende rekken is informatie te vinden over de historie van de Joden in Tiel, de Tweede Wereldoorlog en de gevolgen voor Joods Tiel en verschillende belangrijke Joodse inwoners.
Direct na de uitgang van het metaheerhuisje links staat de bewaard gebleven eerste steen van de Tielse synagoge uit 1837. Rechts daarvan staat het uit 1950 daterende monument ter herinnering aan de door de Nazi’s vermoorde leden van de Tielse Joodse Gemeenschap.
De begraafplaats is in 1827 gesticht en in 1828 werd er de eerste persoon er begraven. Rond 1868 bleek de begraafplaats te klein geworden en werd deze uitgebreid. Daarbij werd de ingang verplaatst van de Visserstraat naar de Voor de Kijkuit en werd een nieuw metaheerhuisje gebouwd. Rond 1930 werd het na de sloop van het oude metahaarhuisje vrijgekomen ruimte benut voor nieuwe graven.
Bij de overdracht van de begraafplaats aan het NIK, in 1994 werd de erbij behorende stadsboerderij door de op te heffen Joodse Gemeente Tiel verkocht, dat nadat de begraafplaats met een strook voor ca. 20 nieuwe graven werd uitgebreid.
Op de begraafplaats liggen ca. 330 personen begraven; van ca. 60% is een grafmonument bewaard gebleven. De meeste zijn van hardsteen, enkele zijn van gietijzer met daarop vaak een grafnummer.
Ga rechtsaf de poort van de begraafplaats uit en ga na de bocht naar links linksaf de Konijnenwal op. Na meerdere huizen aan de rechterkant ligt.
2. Konijnenwal 25 | Woonhuis Gersons
Dit huis was tot kort na het overlijden van zijn vrouw het woonhuis van de familie Gersons. De familie Gersons was oorspronkelijk afkomstig uit Tilburg en ontwikkelde zich in de daarop volgende decennia van een handelaar in lompen en oude metalen en winkelier in ‘alles wat met het huidhouden te maken heeft’ tot een uiterst succesvolle internationale handel in huiden. Na de oorlog is de zaak weer opgebouwd om eind vorige eeuw te zijn opgedoekt.
Loop door en ga rechtsaf het pad op naar en over het bruggetje. Daarna rechtdoor de trap op en linksaf de Oliemolenwal op tot het eerste steegje, het Scheidingssteegje, aan de rechterkant. Ga het Scheidingssteegje in en dan komt u in de Waterstraat. Schuin tegenover de uitgang van het steegje ligt.
3. Waterstraat 51 (C 55) | Woonhuis Izak Dasberg ‘Stolperstein’ | Nu: Lara mode
Izak Dasberg was op 27 december 1893 geboren in Haarlem en verhuisde in 1938 / 1939 naar Tiel. Van beroep was hij meubelmaker. Hij was gemengd gehuwd met de niet-Joodse Duitse Elisabeth Rommel. Gemengd gehuwden waren vooralsnog gevrijwaard van transport naar de kampen in Oost-Europa. Op 7 april 1943 werd hij door de Tielse politie gearresteerd en vanwege het plegen van een strafbaar feit overgebracht naar de Sicherheitspolizei in Arnhem. Van daaruit werd hij overgebracht naar het Dutchgangslager Westerbork. Na vier maanden werd hij daar, naar verluidt mede door de inspanningen van zijn vrouw, vrijgelaten. Verder was de tegenprestatie voor vrijlating dat hij zich, net als andere gemengd gehuwden, liet steriliseren. Op 24 december 1944 werd Dasberg, samen met vier andere Tielse mannen, geëxecuteerd op de binnenplaats van de Tielse gevangenis.
Dat als represaille voor het feit dat het verzet enkele dagen eerder een net gearresteerde vrouw uit de Tielse gevangenis had bevrijd die vervolgens niet bij de Duitsers werd ‘ingeleverd’. Vier van de in totaal negen opgepakte mannen ontsnapten aan de dood door de kogel. Nog dezelfde werden Dasberg en de andere gijzelaars begraven in Zoelen. Izak Dasberg is de enige door de Nazi’s vermoorde Tielse Jood met een eigen graf.
Ga links af richting de Groenmarkt. Aan uw rechterhand ziet u enkele panden waarin vroeger ‘Joodse zaken’ zaten.
- Waterstraat 39 (C 47) | Winkel en woonhuis Hijmans | Nu: The Stone
- Waterstraat 35 (C 43) | Winkel en woonhuis Franco | Nu: Vero Moda
- Waterstraat 33 (C 41) | Winkel en woonhuis Gersons | Nu: Kruidvat
De familie Gersons was oorspronkelijk afkomstig uit Tilburg. Zij dreven handel in tal van goederen zoals oude metalen, oude kleding (‘vodden’) en uiteindelijk huiden. Hun huidenhandel ontwikkelde zich in enkele decennia tot een bekende internationale handelsfirma. De familie woonde op verschillende adressen om uiteindelijk het grote pand aan de Konijnenwal te gaan bewonen.
Loop door en ga rechtsaf de Kerkstraat in.
4. Kerkstraat 9 (D 32) | Slagerij Manassen
In het pand aan de Kerkstraat 9 was van 1915 – 1971 de slagerij van de familie Manassen gevestigd. Er waren overigens meerdere slagers in de Kerkstraat, o.a. slager Cohen (later overgenomen door Slob), de vader van de kunstschilder Mozes Cohen. Dat was in het inmiddels verdwenen pand aan de Kerkstraat E 86. Benjamin Manassen, geboren 19 november 1872 in Druten, vestigde zich in 1901 in Tiel als ‘vleeschhouwer’ (slager). Eerst, samen met slager Meijer, aan het Plein om al snel, al in hetzelfde jaar 1901, te verhuizen naar de Gasthuisstraat D 45 (‘Rund- en kalfsvleesch’). In waarschijnlijk 1907 eindigde de samenwerking met Meijer en medio december 1915 verhuisde Benjamin Manassen met de zaak én zijn gezin naar de Kerkstraat D 33 (nu nr. 9).
Zijn pand grensde aan de tuin van het toenmalige stadhuis op de hoek van de Vleeschstraat en de Kerkstraat. Tijdens de Eerste Wereldoorlog met zijn voedselschaarste werden er prijsafspraken gemaakt tussen de Tielse slagers.
Op 18 november 1916 verscheen een advertentie met daarin de vermelding van een tweede zaak aan de Kleiberg)sestraat (gevestigd op nr. 1). Het is niet onmogelijk dat Manassen, bij het teruglopen van het aantal Joodse inwoners van Tiel, zich genoodzaakt zag naast de ‘kosjere’ slagerij aan de Kerkstraat ook een ‘treife’ zaak aan de Kleibergsestraat te openen. Sal(omon) Manassen nam de zaak over van zijn vader. Na de oorlog was het pad aan de Kerkstraat vernield. De moeizame gang van zaken rond de wederopbouw is in de archieven terug te vinden. Niet alleen de bouwregels speelden hem parten maar ook het gebrek aan bouwmateriaal.
Op de plek van de panden met verschillende nummers 7, links van nummer 9, stond vroeger het Tielse Stadhuis met zijn tuin. Uit de archieven blijkt dat het pand van Manassen vroeger aan de tuin van het stadhuis grensde.
Aan het eind van de Kerkstraat gaat u linksaf de Agnietenstraat in. Na het Korenbeursplein aan uw linkerkant, de Agnietenhof aan de rechterhand en de Kloosterpoort aan de rechterhand vindt u de Agnietenhof.
5. Sint Agnietenstraat 32 | Monument ter nagedachtenis aan vermoorde Tielse Joden
Het op 3 mei 1996 onthulde monument is van de hand van de kunstenaars Johan Goedhart en Willem den Ouden. Het bestaat uit een plaat met een boog van verguld aluminium en staal die een wolk voorstelt waaruit regendruppels vallen. In de wolk is het Hebreeuwse woord ‘Yizkor’ (‘Men zal zich herinneren’) afgebeeld. Door een geluidsinstallatie klinken namen van in de oorlog vermoorde Tielse Joden, die van de kampen waar dat plaatsvond en, in verschillende talen, de tekst ‘En dit nooit weer’. Onder wolk een gedenksteen met de tekst ‘Hierachter in de synagoge kwamen de Joodse mensen uit Tiel en omgeving bij elkaar. velen van hen zijn weggevoerd naar vernietigingskampen. Niemand keerde terug. De Joodse gemeenschap verdween uit Tiel’. Relatief veel Joden uit Tiel, meer dan de helft, overleefde de oorlog.
Vooral door dapper handelen van Commissaris van Politie De Jong die de Joden bijtijds waarschuwde voor een razzia de volgende dag. Dank zij de attesten van enkele artsen werd alleen de alleenstaande Rika van der Horst opgehaald. Verreweg de meeste anderen zagen daarna bijtijds kans, geen van allen overigens in Tiel, onder te duiken. Dat lukte niet Rebbe Elburg en een van zijn dochters: hij klopte vergeefs aan veel Tielse deuren en werd uiteindelijk opgepakt en vermoord. Een andere Joodse Tielenaar, David Gersons, was ook ondergedoken maar ging soms op pad in het volste vertrouwen dat hij niet gepakt zou worden. Het ging mis toen hij in juli 1943 op het station van Nijmegen werd herkend en opgepakt.
Verslagen van die gevangenneming zijn bewaard gebleven en te zien in het metaheerhuisje op de Joodse begraafplaats van Tiel.
6a. Hoek Westluidensestraat | Poort naar de voormalige Synagoge
Oorspronkelijk stond op de poort een lantaarn.
Ga rechtsaf onder het monument door.
6b. 1e deur links: toegang tot de ruimte waterreservoir Mikwe
Decennialang is gedacht dat deze ruimte, met de (nu stalen) deur direct achter de poort, bestemd was voor het Mikwe. Recent onderzoek heeft, op basis van een in het Regionaal Archief Rivierenland (RAR) aanwezige door een overlevende van de Sjoa afgelegde verklaring, anders geduid. Daarin bevond zich het reservoir voor het opvangen van het regenwater via het schuine dak boven deze ruimte.
6c. 2e deur links ingang Mikwe
De tweede deur voordat wij het poortje uitgaan is de deur die toegang gaf tot het Mikwe. Het Mikwe is het bassin voor het rituele bad dat vruchtbare vrouwen maandelijks en andere vrouwen en mannen bij bijzondere gelegenheden moeten nemen. Het water in het Mikwe moet hemelwater (‘stromend’) zijn. Het mikwe is inmiddels onherkenbaar omgevormd tot opslagruimte. O.a. in de Portugees Israëlitische Synagoge in Amsterdam is een Mikwe bewaard gebleven.
6d. Synagoge |Nu: Moskee
Sinds eind jaren ’80 is de Synagoge een Moskee. Dat mede op initiatief van Rooms-Katholieke geestelijken die de gastarbeiders met hun islamitische geloof een eigen geloofsruimte toewensten. De meningen over dat gewijzigde doel zijn verdeeld: van ‘mooi dat het een gebedshuis is gebleven’ tot ‘het is een gotspe’. De Synagoge, sjoel, was het geestelijke centrum van Joods Tiel. De bouw werd gestart in 1837 waarna het gebouw in 1839 feestelijk in gebruik werd genomen. De synagoge was 15,5 bij 7,2 meter en telde 136 zitplaatsen: 96 beneden voor de mannen en 40 voor de vrouwen op de gaanderij boven de entree en het halletje. Er zijn maar weinig authentieke gegevens over de Sjoel bewaard gebleven: een foto uit 1939, gemaakt tijdens het 100-jarig bestaan, in het NIW (Nieuw Israëlitisch Weekblad) en een plattegrond.
De eerste steen uit 1837 én het oorspronkelijk in het voorportaal van de Synagoge geplaatste fonteintje (bovendeek vroeg 17e eeuws) overleefden de verbouwwoede: deze laatste twee objecten werden door de conservator van het Tielse Museum (Peter Schipper) letterlijk uit de bouwafvalcontainer gered.
Na een tijdelijk verblijf in het depot van het Tielse Flipje- en Streekmuseum staan beide objecten nu op de Joodse Begraafplaats van Tiel. Daar maken zij onderdeel uit van de expositie aldaar.
Op de plek van de Synagoge lag tot het begin van de 18e eeuw de tuin van het Agnietenklooster. De Kapel van dat Klooster werd in de jaren ’80 van de 19e eeuw gesloopt.
Loop het gangetje verder door aan het eind linksaf daarna weer linksaf de Westluidensestraat in.
6e. Westluidensestraat 34 (E 5) | Woning van de Sjammes |Koster
Links van de woning van de rebbe ligt de woning die oorspronkelijk waarschijnlijk bedoeld was voor de sjammes (koster). Een sjammes bekleedt een cruciale functie binnen de Joodse Gemeente. Ook deze functionaris moest er een ‘ander beroep’ op nahouden om te kunnen leven. In 1914 had Tiel al geen in de dienstwoning wonende sjammes meer.
Simon van Buren, Ned. Isr., (geboren 14 04 1859 in Buren) en zijn in Tiel op 20 03 1873 geboren vrouw Hanna de Casseres, Port. Isr., woonde in 1917 al de Hoogeindsestraat waar hij, naast koster (sjammes) ‘koopman’ was.
In 1921 vierde Simon van Buren het feit dat hij 25 jaar sjammes was van de Tielse Joodse Gemeente. In 1925 vertrok het echtpaar met enkele van hun kinderen naar Amsterdam.
Hanna van Buren – de Casseres overleed op 31 augustus 1939 in Amsterdam. Simon van Buren overleed een natuurlijke dood op 82-jarige leeftijd op 22 juli 1941 in Rotterdam. Hun zoon Filip werd in 1945 op 29-jarige leeftijd in Bergen-Belsen vermoord.
7a. Westluidensestraat 32 (E 7) | Woning Chazan / Rebbe ‘Stolpersteine’
Links van de Joodse School met verenigingsruimte lag de woning van de chazan. De chazan bekleedt als ‘voorzanger’ de centrale functie binnen de meeste synagogale diensten. In kleinere gemeenten werd de functie van chazan (‘voorzanger’) vaak gecombineerd met die van rebbe (leraar), moheel (besnijder van jongetjes van 8 dagen oud) en sjocheet (ritueel slachter).
N.B.: de Hebreeuwse woorden kennen geen eenduidige spelling! Voor een beetje redelijk inkomen hadden chazans in kleinere gemeenten vaak meerdere bronnen van inkomsten nodig. De laatste rebbe van Tiel, Jacob Elburg, was volgens het bevolkingsregister, koopman in antiek van beroep. Zijn illustere voorganger David Hes stond ook als ‘onderwijzer’ en ‘Joodsche meester’ ingeschreven.
7b. In de loop der jaren kende Tiel de volgende Rebbes (leraren)
i. Eliazer Oppenheim – ? – 1821
ii. David Hes (kreeg in 1826 preekbevoegdheid) – 1821 – 1877
iii. Samuël Chananja Kleerekoper – 1873 – 1909
iv. David Schielaar – 1909 – 1913
v. Hartog Frank – 1913 – 1918
vi. Jacob Brommet – 1919 – 1920
vii. Jacob Elburg – 1921 – 1943
8a. Sint Agnietenstraat 30 (E 9) | Joodse School incl. activiteitenruimte
Recent is in het RAR een bouwtekening van het pand, gedateerd 1847, gevonden, toen nog zonder verdieping. De ingang lag toen aan de Westluidensestraat. In die periode groeide en bloeide de Joodse Gemeente en vanuit de behoefte aan een uitbreiding werd, in 1851, op de bestaande benedenverdieping een volwaardige bovenverdieping gebouwd. Een gevelsteen met daarop het jaartal 1851 is nog in de gevel aanwezig.
De benedenruimte werd (waarschijnlijk) vooral gebruikt als vergader- en ontmoetingsruimte, de Joodse Gemeenschap telde verschillende actieve verenigingen, terwijl zich boven het ‘Cheider’, de onderwijsruimte, bevond.
Dat de ingang oorspronkelijk aan de Westluidensestraat lag blijkt uit de E-codering.
8b. Het Verenigingsleven
Tot in de zestiger jaren van de 20e eeuw kende iedere religieuze, sociale en politieke gemeenschap, ook wel zuil genoemd, zijn eigen verenigingen. Zo ook de Joodse gemeenschap. Een belangrijke vereniging voor de mannen was de ‘Gemiloet Chassadiem’, opgericht 1837, met als belangrijkste taak het verzorgen van begrafenissen.
In 1910 telde de vereniging 52 leden. Het budget bedroeg in 1910 de mooie som van ƒ 248,33½.
Vroeger, tot 1853, was deze vereniging werkzaam onder de naam ‘Pieus’(‘godvrezend’) genootschap onder de zinspreuk ‘De kennis der schriftuur sticht weldadigheid’. Voorzitter was D.S. Gersons.
De Damesvereniging ‘Bikkoer Choliem oe-Vigdee Kodesj’, opgericht 1871, had mevrouw S. Hes – Frankfort als voorzitter. Deze hield zich bezig met verzorgen en bezoeken van zieken, het bijhouden van de kerkelijke kleden, het vervaardigen van de doodskleren en het onderhoud van de synagoge. Zo was deze vereniging mede belast met de rituele wassing van vrouwelijke doden.
Daarnaast was er de Vereniging ‘Kodesj li Tsedaka’, Aan de Weldadigheid gewijd’ voor de hulp aan armen met als bestuur D.S. Gersons (V), J. Hes, L. Hes en A. van Dijk. Ook was er nog de‘Joodsch Literaire Club’.
Tenslotte was er nog de vereniging ‘Ouro Wesimcho’(‘Licht en Vreugde’) met als President J. Manassen.
In 1922, kort na zijn aankomst vanuit Hoogeveen, richtte rebbe Elburg de Jongelingvereniging Reischies Chochmo (‘met taalcursus’) op.
Daarnaast was er de TJJV, de Tielse Joodse Jongeling Vereniging.
Ook in díe tijd was maar een beperkt aantal personen beschikbaar voor het vervullen van de vele bestuursfuncties. Aan de kant van de Westluidensestraat bevond zich indertijd de hoofdingang in het midden van de drie rechter vensters. De aanblik van dit pand en de binnenkant zijn enigszins verminkt.
Loop verder de Westluidensestraat in. Verschillende panden waarin ‘Joodse zaken’ waren gevestigd zijn in de oorlog vernield door de beschietingen vanaf ‘de overkant’ waar de geallieerden lagen.
9. Jodenstraatje 1 | Winkel en woning De Winter ‘Stolpersteine’
De stenen liggen ongeveer op de plek waar ooit het pand Jodenstraatje 1 stond. Bij de aanleg van de Damstraat, na de oorlog, zijn de resten van het pand gesloopt. Het Jodenstraatje werd in 1506 voor het eerst genoemd. Dat duidt er op dat in die tijd op die locatie Joden in Tiel waren gevestigd. In de daarop volgende eeuwen hebben, naaste de familie De Winter, nog tal van Joden in of bij dat straatje gewoond. Daaronder
In min of meer redelijke staat zijn in het Jodenstraatje de volgende panden bewaard gebleven: 11 + 15 – 22 en 2 – 8.
- 3 – E 41
- Meijer David Hes, broodbakker, wiens weduwe Dina Hes – Manasse de bakkerij voortzette in combinatie met het uitbaten van een koosjer pension.
- Na haar vertrek, in 1894 naar Rotterdam, woonden op dat adres sigarenhandelaar Jozef Hes en zijn vrouw Rachel Manasse.
- Het pand is gesloopt bij de aanleg van de Damstraat.
- 5 – E 40
- Borstelmaker Aäron van Leeuwen woonde op 5.
- Het pand is gesloopt bij de aanleg van de Damstraat.
- 6– B 36
- Koopman Alexander van Leeuwen.
- Het pand staat er nog.
- 17– B 31
- De borstelmaker en latere winkelier Benjamin van Leeuwen
- Het pand staat er nog.
Wij lopen vanuit het Jodenstraatje rechtsaf de Weerstraat in. Daarna de eerste straat links af in, de Kleibergsestraat. Na het ‘Gotische Huis’ ligt het pand van de voormalige slagerij van de familie Manassen.
10a. Kleibergsestraat 1
In dit pand, waarvan de gevel de laatste tientallen jaren nauwelijks is gewijzigd, was voor de oorlog kort Eliazer Bachrach met zijn vrouw Sophie Cohen gevestigd. Zij woonden slechts kort in Tiel: in 1938 kwamen zij uit en gingen zij weer terug naar Arnhem. Het pand was eigendom van slager Manassen, die er langer voor de oorlog zijn slagerij had, en die na de oorlog, toen zijn woning met winkel in de Kerkstraat verwoest was, tijdelijk in dit pand een winkel opende.
10b.
In de Kleibergsestraat was lang de tabaksfabriek en –handel van E. Hijmans gevestigd. De zoon van Eduard, Edmond, studeerde rechten in Leiden en stapte in die tijd over naar de Nederlands Hervormde Kerk.
Wij gaan terug rechtsaf de Weerstraat in.
11. Weerstraat
Het was een straatje, indertijd de enige directe verbinding van de Westluidensepoort naar de binnenstad, waar verschillende Joodse zaken gevestigd waren.
- Weerstraat 45 (B 51) | Bakkerij J. Hes
- Rechts van de winkel waarin nu ‘Tomcat’ is gehuisvest, was de bakkerij van Jacob Hartog Hes. Hes was afkomstig van Gorredijk, Friesland, en woonde, met zijn vrouw Naatje de Jong, geboren in ’s-Gravenhage, enkele jaren op dit adres. Van daaruit gingen zij naar Amsterdam.
- Weerstraat 18 (B 24) | De Bruin / Van Dijk, koopman
- Indertijd droeg iedereen een hoofddeksel: de werkman een pet en de betere stand een hoed. Ook vrouwen gingen nooit blootshoofds over straat.
- Weerstraat 5 (B 8) | Hamburger, kapper
- Daar bevond zich jarenlang de kapperszaak van de Aschkenazische Jood Simon Hamburger die was gehuwd met de Sefardische Jodin Sara Franco. In 1969 verhuisde hij naar de Kerkstraat naast de Botermarkt. Inmiddels verkocht hij ook op grote schaal parfumerieën en ‘haarwerken’. De zaak bleef daar gehuisvest tot het eind van de 19e eeuw. Op de kaarten van het Bevolkingsregister kregen Portugese Israëlieten (PI) en Nederlands Israëlieten (NI) hun eigen afkortingen.
Wij lopen rechtsaf om de zaak van Wuite heen naar de Varkensmarkt.
12. Varkensmarkt Van Blijdesteijn
De zaak was oorspronkelijk gevestigd aan de Voorstad. Begin deze eeuw is een verbinding tot stand gebracht tussen de Voorstad en de Varkensmarkt waardoor een voor Tielse begrippen zeer groot winkelpand ontstond.
13. Plein 3 (69A) | Samuel de Winter ‘Stolpersteine’
Koopman. Woonde eerst aan de Westluidensestraat 27.
14. Plein 7 (A 71) | Simon de Winter
Rond de eeuwwisseling woonde en werkte daar de ‘Photograaf’ Simon de Winter.
Na de oorlog is het pand nieuw herbouwd.
15. Plein 7 (A 81) | Familie Van Buuren ‘Stolpersteine’
Handelaar in lompen en metalen. Hij had zijn pakhuizen in de Zoutkeetsteeg.
Na de oorlog is het pand nieuw herbouwd.
15. Plein 48 (A 112) | Museum
In het Museum is in een tweetal vitrines een fraaie collectie Joods Erfgoed te zien.
De historie van de Joden in West-Europa en Tiel in kort bestek
Vaak wordt de vraag gesteld hoe Joden in Tiel en Rivierenland, ook vrij letterlijk, verzeild zijn geraakt. En hoe het komt dat op de Joodse begraafplaats naast veel graven met Duits klinkende namen ook een aantal Spaans klinkende namen wordt aangetroffen.
De Joden met een Spaans klinkende naam zijn de zogeheten Sefardische Joden waarvan de voorouders afkomstig zijn van het Iberisch Schiereiland (Spanje en Portugal). In 1492 werden zijn massaal verdreven waarna zij eerst hun toevlucht zochten in Noord-Europa, vooral Hamburg en Londen, om zich daarna min of meer te settelen in Antwerpen en later, tijdens de 80-jarige oorlog, in het qua godsdienstvrijheid tolerantere Amsterdam.
In de loop van de 17een de 18eeeuw zochten ook uit landen ten oosten van ons land, eerste vooral Duitsland en later ook verder in Oost-Europa woonachtige en daar vervolgde Joden hun toevloed in de min of meer veilige en tolerante Noordelijke Nederlanden. Van gelijke rechten was overigens geen sprake: tot in de Franse Tijd waren Joden meestal ‘tweederangsburgers’, was het hen verboden lid te zijn van de Gilden (‘beroepsverboden’) en waren zij, tot in de 20eeeuw, niet welkom als lid van tal van verenigingen en andersoortige organisaties. Officieel gelijke rechten ontvingen de Joden dan weliswaar in 1796 maar tot aan de dag van vandaag toe worden Joden met discriminatie geconfronteerd. Reden waarom Joodse scholen en gebouwen, waaronder synagogen, worden beveiligd.
Omdat de meeste Tielse Joden afkomstig zijn uit Duitsland, en dan met name de stroomgebieden langs de Rijn en de Main, een introductie betreffende de historie van de Joden in die gebieden om vervolgens in te steken op de Joden in het Gelders Rivierengebied en, specifiek, Tiel en omgeving.
De eerste berichten over de aanwezigheid van Joden in Duitsland (Keulen) dateren uit 321: in een decreet van Keizer Constantijn aan de raad van de Stad Keulen wordt gesproken over een Joodse vestiging in dat gebied.
Rond 800 biedt Keizer Karel de Grote bescherming aan de Joden. Hij heft ingestelde beperkingen op om de handel en de wetenschap in zijn rijk te bevorderen.
Tussen 936 en 1024 komen de Joodse vestigingen langs de belangrijkste Europese vaar- en de andere wegen tot bloei.
Rond 1090 biedt Keizer Hendrik IV de Joden in Speyer en Worms (waar de oudste Joodse begraafplaats van Europa ligt) bijzondere privileges. Onder andere bescherming van personen en eigendommen. In zijn gehele rijk mogen de Joden tolvrij handel drijven!
In 1096 overvallen deelnemers aan de Eerste Kruistocht de bloeiende aan de Rijn gelegen Joodse gemeenschappen. Honderden Joden worden vermoord, onder dwang gedoopt of tot zelfmoord gedreven. Hun woningen worden verwoest.
In 1215, tijdens het Tweede Lateraanse Concilie onder Paus Inocentius III, wordt besloten dat Joden (en Moslims) uit de openbare ambten moeten worden buitengesloten én dat zij aan kentekens op kleding als Jood te herkennen moeten zijn. Vaak een Jodenhoed (spits oplopend) of een op de kleding genaaide gele band of cirkel. Zo’n maatregel is later ook op de eerste Tielse Jood van toepassing (1459).
Deze maatregel was de opmaat voor discriminatie en vervolging van de Joden, ‘pogroms’, tot op de dag van vandaag toe.
De eerste berichten over Joden in De Nederlanden dateren uit de 13e eeuw. Waarschijnlijk betrof het vanuit het Rijnland (met als centrumstad Keulen) afkomstige Joden die langs de Rijn stroomafwaarts trokken om handel te drijven én om te ontkomen aan pogroms (vervolgingen).
De Joden krijgen de schuld van het uitbreken van de grote Pestepidemieën tussen 1348 en 1351. Verhoudingsgewijs vallen zij daaraan minder ten offer, iets dat waarschijnlijk (mede) te danken is aan de Joodse hygiënevoorschriften bij het slachten, het bereiden van het eten en het eten zelf (zoals het wassen van de handen voor het eten).
Opgehitst door samenzweringstheorieën worden duizenden Joden het slachtoffer van gewelddadige aanvallen.
In 1356 wordt een nieuwe wet van kracht die de verhoudingen tussen het Rijk en de Joden vaststelt. De onder adellijk gezag staande Joden kunnen tegen stevige vergoedingen bescherming genieten.
Door een inschrijving in het ‘Burgerboek’ in 1459 dat in Tiel een Jood verbleef en daar waarschijnlijk ook woonachtig was. In kleine gemeenschappen, zoals Tiel in die tijd, viel een vreemdeling gelijk op door zijn afwijkende kleding. Iedere rang, stand en streek kende immers zijn eigen kenmerken. De Joodse inwoners van Tiel werden verplicht een extra duidelijk herkenningsteken te dragen: een op hun kleding genaaid teken.
Hoe lang hij in Tiel heeft verbleven is onbekend maar pas in de 17eeeuw was er weer sprake van in Tiel woonachtige Joden.
In 1543 roept Luther op tot het vernietigen van Synagogen en andere anti-Joodse maatregelen. Landeigenaren die zakelijk profiteren van de aanwezigheid van de Joden stellen zich daartegen geweer en stellen nieuwe beschermende maatregelen vast.
In 1570 verklaarde de Spaanse Landvoogd der Nederlanden, Alva, zijn grondgebied verboden voor Joden.
Om 1617 staat in een Tiels Politieregister het volgende over de handelwijze rond de eedaflegging van een Jood: ‘Dit gelesen sijnde, moet den Jood sijn hoedt opsetten ende seggen Amen’. Bij religieuze handelingen (zoals in de Synagoge of op de Joodse begraafplaats) moet de mannelijke Jood zijn hoofd bedekt hebben.
In 1678 werd Mozes Ephraïm, de Sjocheet (ritueel slachter) vanwege heldhaftig gedrag de functie van pachter van de Stedelijke Bank van Lening.
Telde Tiel in 1809 liefst 173 Joodse inwoners waarvan de meeste, naast enkele Sefardische (van het Iberisch Schiereiland afkomstige) Joden, vooral Aschkenazische Joden (afkomstig van de andere delen van Europa, vooral Duitsland en, later, ook Polen).
In de eerste helft van de negentiende eeuw maakte de Joodse gemeenschap in Tiel een snelle groei door tot 386 leden in 1869. Het aantal leden werd positief beïnvloed door de aanwezigheid van de Kostschool voor ‘Jonge Israëlitische Jonge Heeren’ die van 1854 – 1902 werd geleid door Asser Hirsch. Van meer dan 250 leerlingen, uit binnen- en buitenland, zijn de namen getraceerd. De meeste van hen kwamen uit Amsterdam maar er kwamen er ook uit Sint Petersburg, Minsk, Londen, Parijs, Luik, Kimberly (in Zuid-Afrika), Wilna (Litouwen), Antwerpen, Brussel, Memphis (VS) en Sydney (Australië).
De school was gevestigd op D 107, thans locatie Sint Walburgstraat 9.
In 1914 telde de Joodse Gemeente Tiel, dat wil zeggen de stad Tiel met een aantal omringende plaatsen, met als belangrijkste Ophemert, in totaal 165 leden. Nederlands Israëlitisch (Aschkenazisch) waren 76 mannen en 75 vrouwen (waarvan er respectievelijk 60 en 61 in Tiel woonden, en 7 mannen en 7 vrouwen (respectievelijk 4 en 6 woonachtig in Tiel) Portugees Israëlitisch (Sefardisch). In de Burgerlijke Stand werd het verschil tussen beide categorieën Joden opgenomen.
Ondanks dit ogenschijnlijk hoge aantal Joden in Tiel wordt in het NIW (Nieuw Israëlitisch Weekblad) de zorg uitgesproken over het dalende aantal leden.
Dat het ook in die tijd lastig was vrijwilligers te vinden voor bestuursfuncties blijkt uit het feit dat het bestuur van meerdere Joodse organisaties in de handen was van letterlijk een handvol mannen. Overigens kende Tiel geen specifiek Joodse wijk of buurt. De meesten van de Joodse inwoners dreven, al dan niet in een winkel, handel in de binnenstad. De straten waar meerdere Joden hun handel dreven waren vooral de (ook nu nog) winkelstraten Waterstraat, de Weerstraat en de Westluidensestraat.
Veelal waren zij koopman (vaak in manufacturen), slager of bakker.
In resp. 1941 en 1951 bedroeg het aantal leden van de Tielse Joodse Gemeente 59 en 23.
In 1987 werd de Joodse Gemeente bij gebrek aan voldoende leden opgeheven en bij die van Arnhem gevoegd. De Synagoge werd verkocht aan de Gemeente Tiel terwijl ook de aanpalende panden werden verkocht, het eigendom van de Joodse begraafplaats werd overgedragen aan het NIK (Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap) en de toen daarbij behorende stadsboerderij werd verkocht.
In de jaren ’80 werd het grootste deel van het Joodse Erfgoed vanuit Arnhem teruggebracht naar Tiel en ondergebracht in het Tielse Flipje- en Streekmuseum.
Sinds 2015 wordt gewerkt aan het in het Metaheerhuisje op de begraafplaats inrichten van een expositie over het Joodse verleden van Tiel en omstreken. In dat kader werd een aantal daar opgeslagen objecten overgebracht vanuit het Regionaal Archief Rivierenland en het Flipje en Streekmuseum.
Joodse Gemeente in de Mediene in kort bestek
De Mediene wil zeggen alle Joodse Gemeenten en Gemeenschappen buiten Amsterdam (‘Mokum’). Alhoewel de Joden overal maar een paar procent van het totale aantal inwoners uitmaakten vielen ze op. Niet alleen doordat zij vrijdagmiddag, zaterdag en op de redelijk talrijke Joodse feestdagen niet werkten en naar school gingen maar ook doordat de Joodse winkels en zaken vaak van vrijdagmiddag tot maandagmorgen gesloten waren. Vrijdagavond en zaterdag vanwege de Sabbat en zondag omdat dit een algemeen erkende Christelijke rustdag was. Vooral in Amsterdam waren, tot de algemene verruiming van de winkelsluitingswet eind 20e eeuw, tal van zaken (waaronder de uiterst populaire Joodse bakkers, tal van Joodse zaken op zaterdag gesloten en op zondag geopend. Maar vanuit zakelijk oogpunt bleek dat niet vol te houden en assimileerden de Joden ook in dat opzicht.
Maar ook door hun verschil in kleding vielen, niet alleen de Joden trouwens, de verschillen tussen de diverse bevolkingscategorieën op. Overigens kenden, tot ver in de 20eeeuw, tal van plaatsen in Nederland hun eigen ‘klederdracht’. Maar ook standsverschillen waren zichtbaar door de kleding. Zo droegen ‘mannen van stand’ een hoed en droeg de ‘werkende klasse’ een pet. Ook aan de kleding van de vrouwen was het standsverschil te zien. Orthodoxe Joden waren vaak niet alleen aan hun kleding te herkennen maar ook aan de haardracht.
Contacten met mensen met een ander geloof of van een andere ‘klasse’ waren in het algemeen niet gangbaar. Zo kocht men bijvoorbeeld zoveel mogelijk bij geloofsgenoten. Ook de verenigingen kenden hun ‘verzuiling’: je had (en hebt nog) verenigingen en scholen op Rooms-Katholieke, Gereformeerde, Christelijke, Socialistische alsook Joodse grondslag. En vaak waren deze alleen toegankelijk voor hen die zich met de beginselen solidair verklaarden (en verklaren). Een ieder, zoals dat wel heet, ‘onder zijn eigen stolp’.
Door het na de oorlog vrijwel verdwenen zijn van de Joodse gemeenschappen verdween in de Mediene het Joodse verenigingsleven. Alleen Amsterdam kent nog enkele Joodse Scholen (in een orthodoxe en een liberalere variant).
Deelname aan ‘gewone’ verenigingsactiviteiten was ook lastig door de Joodse lessen. Jongen werden op hun 13e religieus volwassen (Bar Mitswa). Om dat punt te bereiken moest grondig worden gestudeerd: zowel op de woensdagmiddag als de zondagmorgen werden wetten en teksten geleerd en werden de jongens wegwijs gemaakt in het Hebreeuws.
Een wijdverbreid misverstand is dat Joden ‘rijk zouden zijn’. Het grootste deel van de Joden was arm tot zeer arm. Ook in Tiel was het aantal welgestelde Joden letterlijk ruimschoots op de vingers van één hand te tellen. Verreweg de meeste Joden moesten hard werken voor een karig dagelijks brood. Door de eeuwenlange beroepsverboden hadden zij hun brood moeten verdienen in de handel, o.a. in kleding maar ook in lompen en oude metalen. En verder vaak als slager en bakker voor het ‘koosjere’ (dat voldoet aan strenge spijswetten) eten. Er was wel sprake van een hoge mate van onderlinge solidariteit: als geloofsgenoten in de knel kwamen, in de eigen plaats, elders in Nederland of in (vooral) Oost-Europa, dan werden relatief hoge bedragen geschonken. Daarvan getuigen vele honderden advertenties in het NIW (Nieuw Israëlitisch Weekblad).
In de Tielerwaard waren grotere Joodse gemeenschappen in Buren (opgeheven rond 1900), Culemborg en Ophemert (tot begin 20e eeuw).
Uw financiële bijdrage is en blijft zeer welkom
Stichting Ter Navolging Tiel: NL15 ABNA05057635434
(De stichting heeft de Culturele ANBI status)